Ik heb de presentatie opgebouwd aan de hand
van 4 woorden, die iets over Marja zeggen en bij nadere beschouwing ook iets
over De Kunst Van Het Gewone bij het begeleiden van mensen. Deze 4 woorden
zijn:
1. Bewegen.
Marja is een vervent hardloopster. Het woord bewegen zegt echter ook iets over
haar werk. Als trainer of teamcoach, of begeleidingskundige breng je mensen of
systemen in beweging.
2. Permanente
verwondering. Sommige mensen zullen Marja wel eens naïef noemen. Maar ik
zie vooral de open vragende blik, waarmee zij laat zien dat ze graag meer van
je wil weten.
3. Statusgevoeligheid,
en dan het gebrek hieraan. Bij Marja hoort ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek
genoeg’ en ‘ik ben niet belangrijker dan de ander en omgekeerd’.
4. Verbinding.
Ik had hier ook het woord Aandacht
kunnen zetten. Marja doet iets met aandacht en verbinding.
Ik onderzoek de 4 woorden achtereenvolgens. Na
ieder woord maak ik een korte samenvatting. De 4 samenvattingen lichten samen
een tipje op van wat De Kunst Van Het Gewone in de begeleidingskunde zou kunnen
zijn.
Bewegen
Bewegen doe je als je hardloopt. Dan heb je
een doel, je gaat van A naar B.
Kan het fysieke bewegen verbonden worden met het
werk van de begeleidingskundige?
Ik heb het mezelf makkelijk gemaakt. Want
niemand kan mooier iets over de verschillende kanten van het woord bewegen vertellen dan Andries Baart.
Baart is de man van de presentietheorie en
een grote inspiratiebron voor velen die te maken hebben met het begeleiden van
mensen.
Baart’s eigen omschrijving van wat de
presentietheorie zegt, is: Een praktijk waarbij de zorggever zich aandachtig en
toegewijd op de ander betrekt, zo leert zien wat er bij die ander op het spel
staat - van verlangens tot angst - en die in aansluiting daarbij gaat begrijpen
wat er in de desbetreffende situatie gedaan zou kunnen worden en wie h/zij
daarbij voor de ander kan zijn (Baart 2005, p. 41)
Wat zegt Baart over bewegen? Op dit youtube
filmpje geeft hij een prachtige beschrijving:
Ik beweeg
Ik beweeg me
Ik laat me bewegen
Ik word bewogen
Ik ben bewogen
“Je geeft iets op van jezelf om te weten te
kunnen komen wat de ander beweegt. Dat is zoals je hulp zou moeten verlenen”.
De kunst van het gewone in de
begeleidingskunde betekent dat je In
de beweging stapt: je beweegt en bent bewogen.
|
Permanente
verwondering
In het boek Narratieve begeleidingskunde van
Han en Marianne Banning (2005), wordt de begeleider uitgedaagd om de ander tot
het uiterste Niet te begrijpen. Hoe
snel zijn wij geneigd om ‘dat snap ik’ te zeggen. De Franse filosoof Levinas leert
ons dat je de Ander nooit zult kennen of begrijpen. De ander is de volstrekt
onbekende ander, die begint waar jij ophoudt. Maar hoe kun je dan in contact
komen met die ‘onbekende ander’?
Banning en Banning noemen in dit kader het
begrip Problematiserende Narrativiteit: Wat zegt het verhaal waarmee iemand
zijn werk of leven neerzet en kun je daar met permanente bewondering naar kijken
en je vragen bij stellen? Onder ‘problematiseren’ wordt verstaan: ‘het
doorbreken van wat als gewoon en vastliggend wordt gezien’ en daarmee: “Het over grenzen heen trekken
ten einde nieuwe handelingsalternatieven voor leven en werk te ontdekken” (Banning,
2005. p74). Het narratief, het verhaal en de teksten van de gesprekspartner
staan centraal en de begeleider of coach nodigt uit om die teksten kritisch te
bekijken, zodat er beweging ontstaat. Je werkt met wat zich voordoet, aan je
openbaart, je verwonderd en beweegt.
De kunst van het gewone in de
begeleidingskunde betekent dat je In
de beweging stapt: je beweegt en bent bewogen.
Je begrijpt het verhaal niet zomaar. Daarmee
doorbreek je wat als gewoon en vastliggend wordt gezien en zet aan tot
bewegen.
|
Status (of liever gezegd het gebrek aan behoefte hieraan)
Voor de onderbouwing van dit aspect kwam ik terecht
bij de Christelijke traditie, maar er zal bij de uitwerking veel herkend worden
uit andere religies. Uit het boek: ‘Het Godsbeeld te boven’, van Cornelis
Sanders, gebruik ik het hoofdstuk over Ego-kruisiging: Datgene prijsgeven wat
leidt tot de verdediging van de
belangen en de glorie van het ‘ik’. Sanders noemt 4 aspecten, nl.
1. Verliezen om te vinden. Verliezen in
de betekenis van loslaten, prijsgeven, zich niet krampachtig aan iets hechten.
In dit geval aan het ego of de status.
2. Ontledigen. Dat wil zeggen Leeg-
gemaakt. Zonder oordelen, het is goed zoals het is. Het eigen ego met haar
principes, oordelen en meningen, wordt buiten beschouwing gelaten.
3. Verspringen van de blik. Pas als je
leeg kunt kijken, zie je dingen die je eerder niet zag. Je bent in staat van
perspectief te wisselen. (Te helpen) Iets in een ander (of groter) perspectief
te zien.
4. Opmerkzaamheid: Het kleine gebaar
krijgt een grote betekenis als je het ziet en er niet steeds met je eigen
interpretaties tussen zit. Dat wat voor de een normaal is, ziet de ander als
bijzonder. De wonderen zijn de wereld nog niet uit, maar je moet ze wel willen
zien!
De kunst van het gewone in de
begeleidingskunde betekent dat je In
de beweging stapt: je beweegt en bent bewogen.
Je begrijpt het verhaal niet zomaar. Daarmee
doorbreek je wat als gewoon en vastliggend wordt gezien en zet aan tot
bewegen.
Je durft jezelf los te laten, leeg te zijn
en zonder oordeel met de ander mee te kijken, waardoor het onbekende zich
opent en toont (en kleine wondertjes gebeuren).
|
Verbinding
en Aandacht
In alle geraadpleegde literatuur over
begeleiden en hulp verlenen kom ik hetzelfde tegen: De relatie gaat voorop, dan pas komt het probleemoplossend
vermogen in actie. Als de relatie ontbreekt, kom je niets wat van waarde is voor
de hulpvrager te weten. Ik hoorde gisteren een verhaal over een familielid van
mij die met zijn ‘moeilijke voeten’ bij een vaatspecialist kwam. Deze vaatspecialist
had alleen oog voor de teen van dit familielid en slaagde erin geen oogcontact
te hebben. Deze arts heeft geen enkele informatie over de persoon aan de voet
gekregen.
Niet alleen relatie en contact zijn nodig om
iets over de ander te weten komen. Als de verbinding er eenmaal is, helpt de
Permanente Verwondering om te zien wat er aan de orde is en de Bewogenheid om
dit ook ter sprake te brengen. Want
alleen dan staat de ander open om te horen wat je te zeggen hebt. Hoe vaak hoor
je niet als coach: ja dat zegt mijn man/vrouw ook. Wat maakt dat de boodschap
nu wel binnenkomt?
De observaties worden niet gegeven vanuit de
rol van objectieve therapeut die een diagnose heeft gesteld, maar vanuit de rol
van betrokken medeonderzoeker
die iets opmerkt wat hem of haar zelf puzzelt, waar h/zij nieuwsgierig naar
is, maar waar h/zij zonder die relatie of verbinding nooit achter zou komen.
Het woord medeonderzoeker is gevallen. Begeleiden
is ook een vorm van onderzoek waarbij coach en hulpvrager(s) samen zoeken naar
het verhaal en de achterliggende vanzelfsprekendheden. De onderzoeksmethode is
niet die van de objectieve onderzoeker, maar participatief. H/zij brengt haar
ervaringen in en daarmee zet h/zij mensen aan het denken, laat ze meedenken.
Het inbrengen van je eigen ervaringen is overigens wat anders dan commentaar leveren op wat je ziet of je mening zeggen. Dat noem ik voor het
gemak maar even de OMA-positie (Oordelen,
Meningen, Aannames) en dat is echt geen kunst! Hier hebben we het leeg
luisteren en de bereidheid om bewogen te worden nodig. Dan ontstaat een gesprek dat Dialoog wordt genoemd, in tegenstelling
tot een discussie.
De emeritus hoogleraar methodologie en
onderzoeksleer Adri Smaling (2008) schrijft het volgende over het
onderzoekende/begeleidende gesprek (de dialoog): “Er is geen twijfel over je
eigen standpunt. Neen, je houdt je eigen standpunt, maar je toont de bereidheid
naar de ander te luisteren en de bereidheid de mogelijkheid open te houden dat
je nog iets van de ander zou kunnen leren en dat je de eigen mening toch zou
willen bijstellen”.
De begeleidingskundige of coach vermijdt de
discussie, maar zoekt de dialoog op (in het boekje van Pim Visser (2012) staat
het verschil mooi op een rijtje (p.73) in contact, bewogen, voorbij zichzelf, meezoekend
en in verbinding, zonder haar eigen standpunt weg te poetsen.
De kunst van het gewone in de
begeleidingskunde betekent dat je In
de beweging stapt: je beweegt en bent bewogen.
Je begrijpt het verhaal niet zomaar. Daarmee
doorbreek je wat als gewoon en vastliggend wordt gezien en zet aan tot
bewegen.
Je durft jezelf los te laten, leeg te zijn
en zonder oordeel met de ander mee te kijken, waardoor het onbekende zich
opent en toont (en kleine wondertjes gebeuren).
Je bent aandachtig en toegewijd, bouwt een
relatie op als medeonderzoeker van het
vraagstuk. Je reflecteert daarbij voortdurend op jezelf. Je toont de
bereidheid om te luisteren, zonder je eigen standpunt uit het oog te
verliezen. Daarin zit de professionele inbreng van de vakvrouw/man.
|
Gebruikte literatuur
Andries Baart, Aandacht, etudes in presentie, Lemma Utrecht, 2005
Han Banning en Marianne Banning-Mul, Narratieve Begeleidingskunde, Nelissen
Soest, 2005
Cornelis Sanders, Het godsbeeld te boven, Kok Kampen, 2010
Adri Smaling, Dialoog en empathie in de methodologie, SWP Amsterdam, 2008
--
Bewerking
van de afscheidsrede, gehouden op 9 november 2012 in Hilvarenbeek, op de Invitational
Conference ter gelegenheid van het afscheid van Marja Korpel.