vrijdag 4 november 2016

Modderaar en expeditieleider (2)

Beste Inge,

Leuk begin. Wanneer ik jouw brief lees is een deskundige aan het woord en in positie. Als begeleidingskundige, docent en adviseur. En ik begrijp dat dit de zakelijke context is waarbinnen we deze voorbereiding voor het symposium ook zullen doen. Toch ben ik ook geneigd mezelf te willen neerzetten als een ‘modderaar en expeditieleider’. Mijn rol bij de organisaties waarvoor ik werk is meestal  ondersteunend en faciliterend in een proces dat gaande is bij een organisatie, team of medewerker.
En dat betekent dat ik begin met zo open mogelijk te onderzoeken welke gezichtspunten er zoal zijn ten aanzien van wat men wil bereiken.

Mensen met verwachtingen van ‘de adviseur’ moet ik teleurstellen want ik weet het vaak niet. En dit durf ik steeds vaker hardop te zeggen, omdat ik heb ontdekt dat juist dit toegeven ruimte biedt aan het samen onderzoeken en verkennen van de situatie of vraagstuk. Het samen nader duiden vanuit deze open benadering kan verrassend nieuwe gezichtspunten opleveren en uitnodigen tot het formuleren en toetsen van hypothesen en uitproberen van iets nieuws. En vaak is dat pas het moment waarop de theorie zo mooi van pas komt: bij het duiden!

De lemniscaat biedt een mooie symboliek voor oneindigheid en verbinding. En, zoals je uitlegt staat het voor de wijze waarop je in jouw rol meebeweegt en van binnenuit beweging creëert. Vanuit verbinding met de mensen uit de organisatie. 
Houding, attitude zo je wilt, lijkt me hierbij van groot belang. Welke houding past bij de rol van begeleidingskundige wil deze werkelijk kunnen bijdragen aan het zichtbaar maken, bewust worden, van een situatie? En wanneer je zo dichtbij komt, hoe houd je dan toch voldoende afstand om in jouw rol van begeleidingskundige te kunnen blijven?
Dit laatste vraag ik me toch af omdat je al snel onderdeel gaat vormen van het organisatiesysteem wanneer je zo dichtbij komt.

Wanneer ik kijk naar veranderkundige benadering doet dat meer ‘klinisch of conceptueel’ aan. Ik breng een vraagstuk en de context graag eerst in kaart. Het ‘sociaal constructivisme’ geeft daarbij bijvoorbeeld handvatten om te duiden wat we merken en zien in de formele organisatie (hoe we denken dat een organisatie werkt) en informele organisatie (hoe de organisatie werkt in de praktijk). En we werken met uitgebreide methoden om impact van een verandering te analyseren en passende interventies te verzinnen.

Toch vind ik veranderen eerder een expeditie dan een marsroute. Je moet onderweg goed op blijven letten of je nog op de goede weg bent. En dat lijkt me nu een veel raakvlakken hebben met de rol van begeleidingskundige. Hoe kijk jij daar tegenaan?

Ik kijk uit naar je reactie!
Caroline

De reactie van Inge komt volgende week vrijdag!

Modderaar en expeditieleider (2)

Beste Inge,

Leuk begin. Wanneer ik jouw brief lees is een deskundige aan het woord en in positie. Als begeleidingskundige, docent en adviseur. En ik begrijp dat dit de zakelijke context is waarbinnen we deze voorbereiding voor het symposium ook zullen doen. Toch ben ik ook geneigd mezelf te willen neerzetten als een ‘modderaar en expeditieleider’. Mijn rol bij de organisaties waarvoor ik werk is meestal  ondersteunend en faciliterend in een proces dat gaande is bij een organisatie, team of medewerker.
En dat betekent dat ik begin met zo open mogelijk te onderzoeken welke gezichtspunten er zoal zijn ten aanzien van wat men wil bereiken.

Mensen met verwachtingen van ‘de adviseur’ moet ik teleurstellen want ik weet het vaak niet. En dit durf ik steeds vaker hardop te zeggen, omdat ik heb ontdekt dat juist dit toegeven ruimte biedt aan het samen onderzoeken en verkennen van de situatie of vraagstuk. Het samen nader duiden vanuit deze open benadering kan verrassend nieuwe gezichtspunten opleveren en uitnodigen tot het formuleren en toetsen van hypothesen en uitproberen van iets nieuws. En vaak is dat pas het moment waarop de theorie zo mooi van pas komt: bij het duiden!

De lemniscaat biedt een mooie symboliek voor oneindigheid en verbinding. En, zoals je uitlegt staat het voor de wijze waarop je in jouw rol meebeweegt en van binnenuit beweging creëert. Vanuit verbinding met de mensen uit de organisatie. 
Houding, attitude zo je wilt, lijkt me hierbij van groot belang. Welke houding past bij de rol van begeleidingskundige wil deze werkelijk kunnen bijdragen aan het zichtbaar maken, bewust worden, van een situatie? En wanneer je zo dichtbij komt, hoe houd je dan toch voldoende afstand om in jouw rol van begeleidingskundige te kunnen blijven?
Dit laatste vraag ik me toch af omdat je al snel onderdeel gaat vormen van het organisatiesysteem wanneer je zo dichtbij komt.

Wanneer ik kijk naar veranderkundige benadering doet dat meer ‘klinisch of conceptueel’ aan. Ik breng een vraagstuk en de context graag eerst in kaart. Het ‘sociaal constructivisme’ geeft daarbij bijvoorbeeld handvatten om te duiden wat we merken en zien in de formele organisatie (hoe we denken dat een organisatie werkt) en informele organisatie (hoe de organisatie werkt in de praktijk). En we werken met uitgebreide methoden om impact van een verandering te analyseren en passende interventies te verzinnen.

Toch vind ik veranderen eerder een expeditie dan een marsroute. Je moet onderweg goed op blijven letten of je nog op de goede weg bent. En dat lijkt me nu een veel raakvlakken hebben met de rol van begeleidingskundige. Hoe kijk jij daar tegenaan?

Ik kijk uit naar je reactie!
Caroline

De reactie van Inge komt volgende week vrijdag!

maandag 31 oktober 2016

'Mail-gesprek' over "De Lemniscaat van veranderen" (1)

Beste Caroline,

In de aanloop naar het symposium ‘De hiërarchie voorbij’, spraken we af dat we elkaar gaan schrijven over het onderwerp van onze workshop. Wij werken samen bij een organisatie die mensen opneemt die verpleeghuiszorg nodig hebben. We kennen elkaar uit die omgeving, maar kennen ook nog veel niet van elkaar. Ik voel me thuis in de wereld van de begeleidingskunde, omdat ik daar ben opgeleid en er nu zelf opleider ben. Voor jou is die wereld minder vanzelfsprekend. Jij spreekt vanuit de organisatie- en veranderkunde. Wat is het verschil? We gebruiken soms andere woorden voor hetzelfde, we constateren dat we best veel dezelfde boeken in de kast hebben staan. Wat we wel weten is dat we graag zoeken, sparren en samen ontdekken. Dat willen we via deze briefwisseling ook doen. Het doel is natuurlijk om anderen mee te nemen in onze gedachtenwisseling.

De lemniscaat
In ons gesprek gisteren vroeg je mij wat ik precies met die lemniscaat bedoel. De lemniscaat gebruik ik als beeld voor hoe je je als begeleidingskundige vloeiend over alle lagen van de organisatie beweegt. Je start meestal bij een vraagstuk of fenomeen waar men in de organisatie de vinger niet achter kan krijgen. Wij noemen dat in de begeleidingskunde ‘taaie vragen’. Jij gebruikte het woord wicked problems. Dit zijn vraagstukken (zo zou ik het woord problems willen vertalen) die complex zijn (een wirwar) en je dus niet lineair kunt benaderen (d.w.z. als je een analyse hebt gemaakt, je plan daarop bedenkt en stap voor stap doorloopt, ben je er uit). Bij taaie problemen vraagt het samen te onderzoeken en daarbij kom je samen tot een voorlopige aanpak die je uitprobeert en evalueert en bijstelt. Soms ontdekken medewerkers in een team of in teams een antwoord. Dat antwoord zul je in de context moeten plaatsen. Andere betrokkenen moeten erbij betrokken worden.
Wat is de rol van de begeleidingskundige daarin?
Allereerst is er de begeleidingskundige blik: kijken naar het geheel en de verbinding en het in dialoog brengen van de implicaties van oplossingen.
Dan de begeleidingskundige houding waarbij je je voortdurend afvraagt: wanneer ga ik met de stroom mee, waar verleg ik de stroom, waar ervaar ik een dam, waar voel ik me overspoeld worden en juist die ervaringen breng je in om bij anderen te toetsen: herken je dat gevoel of die reactie? Wat zou dat zeggen over het vraagstuk dat we aan het onderzoeken zijn? Bij het begeleidingskundig onderzoeken spreken we van het belang van het werken vanuit Subject – Subject – Object, dat wil zeggen jouw ‘subject’ en het ‘subject’ van de ander laten licht schijnen op het object van onderzoek. Jij verwoordde het als volgt: de onderzoeker voelt de resonantie, reflecteert daarop en intervenieert op basis daarvan. Binnen het begeleidingskundig handelingsonderzoek zal die interventie altijd samen en dus binnen de complexiteit genomen moeten worden. Daarvoor is het nodig dat je als begeleidingskundige gemakkelijk over die lemniscaat beweegt en daardoor als het ware de weg effent voor anderen.

Tot zover mijn eerste bijdrage
Groet,

Inge


Benieuwd naar het antwoord van Caroline? Dat plaatsen we op vrijdag 4 november.

Unbalanced Rock

Unbalanced Rock
Dubbelzinnigheid als startpunt voor organiseren: beweging en stevigheid