Beste Inge,
Leuk begin. Wanneer
ik jouw brief lees is een deskundige aan het woord en in positie. Als begeleidingskundige,
docent en adviseur. En ik begrijp dat dit de zakelijke context is waarbinnen we
deze voorbereiding voor het symposium ook zullen doen. Toch ben ik ook geneigd mezelf te willen
neerzetten als een ‘modderaar en expeditieleider’. Mijn rol bij de organisaties
waarvoor ik werk is meestal ondersteunend
en faciliterend in een proces dat gaande is bij een organisatie, team of
medewerker.
En dat betekent dat ik begin met zo open mogelijk te
onderzoeken welke gezichtspunten er zoal zijn ten aanzien van wat men wil
bereiken.
Mensen met verwachtingen van ‘de adviseur’ moet ik
teleurstellen want ik weet het vaak niet. En dit durf ik steeds vaker hardop te
zeggen, omdat ik heb ontdekt dat juist dit toegeven ruimte biedt aan het samen
onderzoeken en verkennen van de situatie of vraagstuk. Het samen nader duiden
vanuit deze open benadering kan verrassend nieuwe gezichtspunten opleveren en
uitnodigen tot het formuleren en toetsen van hypothesen en uitproberen van iets
nieuws. En vaak is dat pas het moment waarop de theorie zo mooi van pas komt: bij het duiden!
De lemniscaat biedt een mooie symboliek voor oneindigheid en
verbinding. En, zoals je uitlegt staat het voor de wijze waarop je in jouw rol
meebeweegt en van binnenuit beweging creëert. Vanuit verbinding met de mensen
uit de organisatie.
Houding, attitude zo je wilt, lijkt me hierbij van groot
belang. Welke houding past bij de rol van begeleidingskundige wil deze
werkelijk kunnen bijdragen aan het zichtbaar maken, bewust worden, van een
situatie? En wanneer je zo dichtbij komt, hoe houd je dan toch voldoende
afstand om in jouw rol van begeleidingskundige te kunnen blijven?
Dit laatste vraag ik me toch af omdat je al snel onderdeel
gaat vormen van het organisatiesysteem wanneer je zo dichtbij komt.
Wanneer ik kijk naar veranderkundige benadering doet dat
meer ‘klinisch of conceptueel’ aan. Ik breng een vraagstuk en de context graag
eerst in kaart. Het ‘sociaal constructivisme’ geeft daarbij bijvoorbeeld handvatten
om te duiden wat we merken en zien in de formele organisatie (hoe we denken dat
een organisatie werkt) en informele organisatie (hoe de organisatie werkt in de
praktijk). En we werken met uitgebreide methoden om impact van een verandering
te analyseren en passende interventies te verzinnen.
Toch vind ik veranderen eerder een expeditie dan een
marsroute. Je moet onderweg goed op blijven letten of je nog op de goede weg
bent. En dat lijkt me nu een veel raakvlakken hebben met de rol van
begeleidingskundige. Hoe kijk jij daar tegenaan?
Ik kijk uit naar je reactie!
Caroline
De reactie van Inge komt volgende week vrijdag!