Voor de Transfergroep werd ik geïnterviewd
over begeleidingskunde. Hun bedoeling is om met mijn verhaal, naast dat van
anderen, een beeld te geven van het vak en daarmee mensen enthousiast te maken.
Nico Adriaans |
Tevens werd gevraagd wie mij geïnspireerd had
tijdens mijn werkende leven. Tot mijn eigen verrassing kwam direct de naam van
Nico Adriaans naar boven. Nico was in de jaren ‘80 de voorzitter dan de
Rotterdamse Junkiebond. Ik leerde hem kennen op mijn eerste stagedag in de
catacomben van de toenmalige Pauluskerk. Nico was daar net gestart met een
eethuis voor verslaafden. Het was een van de projecten die hij samen met Hans
Visser (diaconaal predikant in Rotterdam) opzette en die veel stof deden
opwaaien in de kerk en de stedelijke (en later landelijke) politiek. Want waar
verslaafden zijn, daar wordt drugs gebruikt. En dat was natuurlijk verboden. Nico
kon zich mateloos opwinden over de hypocrisie rond verslaafden: het verbod op het
gebruik vanwege de opiumwet, leidde in zijn overtuiging tot de verloedering en
alle ellende die dat voor de gebruiker en de samenleving meebracht. De
afhankelijkheid van middelen, maakte mensen ook afhankelijk van hulpverleners.
Hulpverleners in de verslavingszorg hadden in die tijd veel macht. Deed je niet
wat zij van je vroegen, dan werd je op straat gezet en verloederde je verder.
Voor deze groep bood de Pauluskerk samen met
de Junkiebond opvang. Heel basaal: eten, een kopje koffie, een babbeltje, een
beetje warmte en aandacht. We deden dat met vrijwilligers en stagiaires. En
toen ik stage liep (1981-1982) was net het eerste project gestart: het eethuis.
Er was een gebruikerskamer naast de ruimte waar gegeten werd en Nico lette op
dat er geen gekke dingen gebeurden. En daar stapte ik over de drempel, 21 jaar,
studente andragologie en nog nooit een verslaafde gesproken. Ik werd
geïntroduceerd door Hans Visser, die een mateloos vertrouwen in mij leek te
hebben, wat ik zelf nergens op gebaseerd vond. Na een eerste blik ontdooide
Nico en ik werd door hem voorgesteld aan verschillende bezoekers van het
eethuis. Ook aan de mensen in de gebruikerskamer, waar ik aanschouwde hoe dat
ging: heroïne spuiten en ‘chinezen’. Het was allemaal erg relaxt, vond ik, en
ik overwon mijn schroom en raakte met verschillende mensen in gesprek. Na het eten
werd ik meegenomen naar het kantoor van de Junkiebond aan de ’s Gravendijkwal, waar
een vergadering zou zijn van ‘Het Breed Front voor de Vernieuwing van het
Drugbeleid’. Ik weet nog goed dat ik tussen 4 verslaafden over de Kruiskade van
Rotterdam liep. Daar was het in die tijd niet echt veilig en rustig. Ik voelde
me toen echter uiterst veilig.
Nico was slim, charmant, loyaal aan zijn
achterban, kwetsbaar en vooral aardig. Hij vertelde mij hoe het is om aan ‘de
andere kant van het hulpverlenersbureau’ te zitten. Dat is iets wat nu veel
meer in de aandacht is. Toen was een hulpverlener nog veel meer de expert,
degene die weet wat goed voor je is. Nico was het voorbeeld van iemand die kon empoweren. Hij hielp de weg vinden, maar
liet je wel zelf lopen en obstakels overwinnen.
En dat vind ik een mooie kwaliteit voor een begeleidingskundige.
Geïnspireerd oefen ik nu nog iedere dag!
Daarom staat Nico Adriaans als inspirator bij
mijn verhaal over begeleidingskunde dat je op de site van de Transfergroep
vindt.
En nu vroeg de transfergroep of ik nog een
grotere, meer beroemde inspirator had. Daar willen ze dan ook iets over
schrijven. Ik merk dat ik dat een heel moeilijke vraag vindt. Voor mij geldt
vaak: hoe verder weg, hoe minder inspirerend. Toch over nagedacht en in mijn
volgende blog onthul ik welke naam ik genoemd heb.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten