Over wandelen en volgen
En nu moet ik dus - gezien de cliffhanger van mijn vorige blog - met
mijn grote inspiratiebron op de
proppen komen.
Eerst even een uitstapje om het spannend te
houden. Laatst vroeg ik me af waarom er zoveel vrouwen van zekere leeftijd
samen wandelingen maken. Je ziet ze stevig stappen over bospaden, voeten in
soepele bergschoenen, windjacks aan en Youp-van-het-Hek-rugzakjes om. De monden
staan niet stil. Soms hebben ze ook nog van die stokken. Waarom wandel je met een vriendin? Natuurlijk,
het is gezond, maar het heeft nog een ander element in zich: samen al wandelend
de vraagstukken van het leven de revue laten passeren. In alle rust je pad
uitstippelen. Trouwens, de wandelcoach is ook helemaal in. Dat zijn vrouwen die
tijdens een wandeling met hun vriendin hebben bedacht dat ‘samen wandelen’ heel
helpend is bij het beschouwen van je ‘vraagstukken’.
Een ander uitstapje: Ik las in een boekje dat
ik bij het blad Ode ontving[1]
de volgende zin: “Een echte leider leidt niet, hij volgt: een droom, een ideaal, vrijheid voor het land, een goed
leven voor zijn gezin” (p.79)
Wat onthullen deze twee alinea’s over mijn
inspiratiebron? Het antwoord komt weer met een omweg (om het nog spannender te
maken).
De laatste weken ben ik weer erg bezig met de
vraag: hoe begeleid je mensen in organisaties, hoe breng je ze in beweging. En
dat komt onder andere omdat ik weer (vaak mooie) verslagen aan het nakijken ben
van studenten, die de VO supervisie en coaching van de Transfergroep volgen.
Een van hun laatste opdrachten is een begeleidingskundige vraag te onderzoeken
en daar een verslag over te schrijven. En ieder jaar wordt het me - dankzij al
die verslagen - duidelijker wat nu
eigenlijk het specifieke van begeleidingskundig onderzoek is: in
begeleidingskundig onderzoek wandel
je mee in de organisatie (slenteren noemt mijn collega Alexander Maas dat) en
je volgt. Je bespreekt de zaken die
je onderweg ziet (bijvoorbeeld waar de leider naar op weg is) en stelt je
vragen bij wat je ziet (bijvoorbeeld of bekend is waarnaar de leider op weg is).
Je dwingt jezelf om niet te begrijpen en geen genoegen te nemen met
vanzelfsprekendheden. En dan hou je een poosje je mond. Als vanzelf gaat de
ander dan denken. Doordat je daarvoor ruimte geeft komen de verhalen vanzelf en
ontstaat er beweging. De ander wandelt ineens mee en jij volgt weer tot de
volgende kruising.
Deze ‘wandel-en-volg-benadering’ is een heel
andere dan de veel gebruikte ‘Vlieg-en-adviseer-benadering’
waarbij je een vraag van een afstand bekijkt, objectiveert en analyseert en dan
de bevindingen terug geeft. Dat is fijn als je wilt weten hoe iets zit, maar
het helpt niet om mensen in beweging te krijgen.
Wandelen en een ideaal volgen, welke
inspiratiebron hoort daarbij?
Ik wilde heel graag een vrouwelijke
inspiratiebron noemen. Hoewel er nu dus vele vrouwen wandelen, is er weinig
bekend over wandelende wijze vrouwen. Er zijn wel wandelende mannen: de Griekse
filosofen, Jezus, diverse pelgrims (ik bedenk me nu trouwens dat dat wel een
‘mannenwandel-ding’ is: een pelgrimstocht lopen).
Iemand die wandelend zijn ideaal volgt, gewoon
tussen de mensen, in contact en geraakt door wat hij tegenkomt. Hij volgt een
ideaal en daardoor komen mensen in beweging. Hij kijkt en luistert en benoemt
wat pijnlijk is, ook bij mensen die dat niet willen horen. Dat vind ik een
prachtig inspirerend beeld voor de begeleidingskunde: Mahatma Ghandi, dus. Die
naam ga ik doorgeven als inspiratiebron.
[1] Zo had ik het nog nooit gezien, de beste verhalen uit ODE,
samengesteld dor Jurriaan Kamp en Marco Visscher